-
1 ralentir
ralentir [raalãtier]1 vaart, snelheid minderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertragen ⇒ matigen, afremmen♦voorbeelden:ralentir le pas • de pas inhouden1 langzamer gaan, verlopen ⇒ verflauwen, afzwakkenv2) vertragen, afremmen -
2 ralentir le mouvement
ralentir le mouvement
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский